Foto's

 

Reis door Polen naar Białowieża (Białowieski Park Narodowi)

 

In Oost-Polen bij de Wit-Russische grens ligt een van de laatste stukjes oerbos van Europa,  dat al vanaf 1426 door adel werd beschermd om te jagen. 1/3 ervan ligt in Polen, de ander 2/3 in Wit-Rusland, waar we helaas niet konden komen, door het sovjetachtige regime dat daar nog steeds heerst. Vanaf 1765 tot de wereldoorlogen - met alle grensverschuivingen van dien - verviel dat echter,  waardoor de wisent(Europese Bizon) die daar oorspronkelijk voorkwam, verdween.  Totdat na de 2e wereldoorlog een reservaat werd ingesteld dat nu tot een belangrijk natuurerfgoed behoort.  Er leven veel bijzondere zoogdieren (Wisent is geherintroduceerd, verder wolven en lynxen), insecten en andere diersoorten, waardoor de NJN al in 1996 een kamp in het gebied organiseerde. Er werd besloten dat in 2001weer 2 kampperiodes in Polen zouden komen, waar we de laatste periode,  5-18 augustus, aan deelnamen

De opzet was dat wij, Jasper, Bram, Roberta, Jord en ik gingen fietsen vanuit Rostock (Midden/Noord-Duitsland), en het stuk tot Rostock met de trein.  Vanaf Rostock is het zo'n 1400 kilometer naar het eindpunt. We gingen met 4 gewone fietsen en 1 ligfiets naar het Nationaal Park Białowieża (spreek uit: biejaawoffiejèsha).

 

We vertrokken met z'n vijven in de vroegte vanuit Finsterwolde, Groningen. Net over de grens met Duitsland kreeg Jasper de eerste lekke band, die overigens snel geplakt werd. We reden door naar Leer, waar de een kaartje kochten en op de trein stapten. Daar bleek al dat mijn fiets veel te zwaar was, vanaf een laag Duits perron een fiets van 45 kilo de trein in tillen was al een heel gehannes. Helemaal bont werd het toen we moesten overstappen in Hamburg, de liften waren te smal, géén overgangen, alleen maar trappen, met z’n tweeën de fietsen trap op en af, en dat onder flinke tijdsdruk. De laatste overstap in Lübeck ging voorspoedig, we waren ondertussen met een heleboel fietsen naar Rostock en mochten van de werkliedenovergang gebruik maken. We waren blij dat we laat in de middag in Rostock aankwamen. We gingen meteen uit eten om te vieren dat we konden beginnen met fietsen, waarna we een plek uitzochten om te gaan slapen.

De volgende dag gefietst tot het schiereiland Zingst, waar we een duik in de Oostzee namen, aan de strandingang kookten, en een vriendelijk Duitse meneer ons bananen en gebak kwam brengen.

De volgende dag richting Greifswald, het aantal (oude kunststoffen) trabantjes nam gestaag toe. Onderweg brak de ketting van Roberta, die we gelukkig snel konden repareren. We besloten om de krijtrotsen van Rügen (letterlijk) links te laten liggen. In Greifswald deden we inkopen, waarna we een plaatsje zochten om te koken en slapen. Die avond kwamen de eigenaren van het braakliggend stukje terrein waar we sliepen nog even kijken wat we deden. Nadat we duidelijk hadden gemaakt dat we op doorreis waren en morgenvroeg weer wegwaren was het geen probleem.

De volgende dag door naar resp. Anklam, Ueckermünde, Altwarp, waar we per pont de Poolse grens wilden oversteken. Helaas misten we net de laatste pont zodat we aan het strand bleven en de volgende ochtend vroeg de pont konden pakken. Met ons waren er veel armere Duitsers, die net op de grens – waar de boot even stil hield – goedkoper spullen als sigaretten en drank konden inslaan. We kwamen aan in Nowe Warpno, waar de paspoorten werden gecheckt en we verder konden. We reden door naar Szczecin, waar we geld opnamen, aten, en via een levensgevaarlijke route, tegen het verkeer in de stad weer uit moesten komen. We reden tot Goleniów, waar we aan het riviertje de Ina  een kook- en slaapplek vonden.

De volgende dagen gingen voorspoedig, telkens zo’n 100-130 km per dag. We beslisten om niet af te buigen naar Gdansk, maar om rechtstreeks naar Białowieża te rijden. We wilden daar persé de 4e aanwezig zijn op het kampterrein.

Het landschap werd naarmate we het binnenland ingingen glooiender. Almaar graanvelden, graanvelden, afdalen naar een riviertje en weer omhoog, enz. We reden via Wałcz, Piła, naar Chełmno, waar we besloten een camping en een halve dag rust te nemen. De camping was niet bepaald geweldig, het water was niet te drinken, erg veel muggen(we zaten aan de rivier) en tegenstrijdige berichten over het functioneren van de douche deden me besluiten om maar niet te douchen.

De volgende dag werd in Chełmno mijn portemonnee gestolen, met bankpas, verzekeringspasje, OV-jaarkaart, en zo’n 50 gulden aan geld. Aangifte gedaan, dat kostte de halve dag. Omdat we toch al laat waren, hebben we maar 30 km van Chełmno een kampeerplek opgezocht. De volgende dag reden we stevig door.

Bij Nidzica hoorden we vanuit Nederland dat er watersnood heerste in Warschau. Gelukkig waren we de veroorzaker van die watersnood, de rivier de Wisła, al overgestoken.

Bij Kolno (190 km van het eindpunt) kwamen we erachter dat de bonte avond van de vorige kampperiode die avond ging plaatsvinden, 3 augustus en niet een dag later, zoals we eerst dachten. Omdat we persé de mensen van het vorige kamp wilden zien, moesten we maar eens flink doorrijden: we waren er nog zo’n 200 km vandaan. We fietsten door de Biebrza, waar toch wel wat heuveltjes zijn, en een redelijke tegenwind, niet leuk als je op wilt schieten. In de avond kwamen we aan in Białystok, zo’n 80 km van het eindpunt. We reden door, het werd al donker. Tegen middernacht kwamen we aan op het kampterrein, moe en 1430 km op de teller.

 

 

 

Terugreis

Terug ging iedereen met de fiets op trein of bus. Bram ging een paar dagen voor het einde naar huis met de trein, Jord ging met het geleende busje, ik, Roberta, Jasper en ik namen op de laatste dag  de nachttrein. Om naar Białystok te fietsen, zo’n 80 km, heb ik de hele dag uitgetrokken, als ik te laat aankwam zou ik de trein missen naar huis. Gelukkig ging alles goed en reed ik het stuk in zo’n 2,5 uur, en kwam zo 5 uur te vroeg bij het station aan. Met de gewone trein van Białystok naar Warschau ging alles goed, maar de nachtrein was hectisch. De trein stopte 10 minuten bij het station in Warschau, en eerst mochten de fietsen (3 stuks) de trein niet in. Na wat pushen mochten ze er wel in, alleen moesten de wielen eruit, en bij mij de trapasbuis ingeschoven. Ze mochten niet in de weg staan, dus één fiets rechtop in de WC, twee andere in een wagonovergang. Om 0.00 uur slapen, om 1 uur schrok ik wakker, de trein reed heel langzaam door het landschap. We bleken midden in een knallende onweersbui te zitten. Hmm, die trein rijdt toch op elektriciteit? Als dat maar goed gaat. En het ging goed. De trein ging weer harder rijden, om 4 uur werden we gewekt door de douanier die de paspoorten kwam controleren en om kwart voor 6 kwamen we in Frankfurt a/d Oder aan. Om half acht ging de eerste stoptrein door Duitsland, waar we 4 keer moesten overstappen, naar Rheine, waar ik nog zo’n 60 km moest fietsen naar de grens, om daar de trein naar huis te nemen.

 

Terugblik

Polen is een prima land om te fietsen. De wegen zijn goed, maar je moet niet de rode wegen nemen(veel te druk), de gele zijn fijn om door te rijden, de witte als je geen haast hebt en van het landschap wil genieten. Heel af en toe moeilijk berijdbare zand- en kinderhoofdjeswegen, en bij drukke wegen wel eens van die spoorvorming waarbij de bananentassen tegen het opgestuwde asfalt stukschuurde. Het landschap was soms een wat eenzijdig graanlandschap. De Polen zelf zijn erg gastvrij, en altijd in de zin om een babbeltje te maken. We werden zelfs een keer uitgenodigd voor thee, toen we de weg vroegen.

Vooral de ligfiets baart heel wat opzien. Als je ergens stopt ontstaat er vaak een oploopje, maar hoe leg je in het Pools uit dat je echt geen motortje hebt? De automobilisten gaan er goed om met fietsers, niet één keer van de weg gedrukt. Vaak toeteren ze ter waarschuwing ruim voor ze inhalen. Dan toeter ik vriendelijk terug. Alleen inhalende tegenliggers (op 80km wegen) zijn af en toe link(s).

In Polen wordt toch nog wel enigszins gefietst. Vaak zijn dat simpele brikken zonder versnellingen, misschien wel afgedankte exemplaren uit het westen. Bij ouderen dienden ze soms zelfs als rollator.

Het glooiende landschap is in het begin wennen, maar na een tijdje heb je meer conditie en kun je de heuveltjes op de macht beklimmen.

Verder is het natuurlijk leuk als de fiets het goed blijft doen, wat zo was, Jord en ik geen enkele lekke band, de 7-vernsnellingsnaaf op m’n fiets die er net op zat beviel goed, ondanks dat het zelfgemaakte wiel eromheen lichtelijk ei-vormig was. De trommelrem deed alleen erg irritant als het vochtig weer was: het wiel blokkeerde onmiddellijk als ik de hendel aantipte.

In het oerbos, waar we 2 weken verbleven,  werden dagelijks fiets- en loopexcursie’s georganiseerd. Omdat het bos hoofdzakelijk zandwegen heeft, was dat nogal een probleem met mijn Hurricane. Telkens vastlopen was niet bepaald een genot. Op het laatst heb ik voor (nacht)excursies dan ook maar één van de simpele terugtrapremfietsen gepakt(waardoor je niet telkens vastloopt/onderuit gaat in het zand), die door de NJN met het geleend busje uit Nederland waren gebracht. Wel even wennen, geen vering en van die wasbordjes-bobbeltjes op zandwegen is niet bepaald gezond voor je mannelijkheid, en vooral ’s-nachts door het ontbreken van verlichting op die fietsen.

 

Veel te veel bagage

Helaas had ik veel te veel bagage: zo’n 30 kilo. Voor vrachtwagenchauffeur spelen is leuk, maar niet als je elke dag de tent op moet zetten en af moet breken, en ook nog eens stuk met de trein moet. Elke ochtend was ik wel 2 uur bezig  om de troep op te ruimen, wat vaak met een hoop gevloek gepaard ging. Op de terugreis had ik gelukkig de helft aan het geleende busje mee kunnen geven dat het naar Nederland bracht, anders was de terug(trein)reis weer zo’n ramp. Het dikke kettingslot van zo’n 5 kilo (en f100) raakte ik helaas voor de terugreis in het bos kwijt. Verder raakte ik nog wel meer kwijt, zoals het boekje Pools, telefoonkaart, laskop  soldeerbout, portemonnee, rekenmachine, stoeltje, sleutels, etc.  Gelukkig geen paspoort.

 

Groeten, Bastiaan.